In de column van mei heb ik slechts gedeeltelijk antwoord gegeven op de in de titel van die column gestelde vraag. Daarom heeft deze kolom van juni dezelfde titel en ga ik de toezegging dat ik op dit onderwerp zou terugkomen, gestand doen. Ik heb al vastgesteld dat de auteurs van het in de column van mei besproken artikel concludeerden dat patiënten soms door tandartsen worden benadeeld. Dit gebeurt al dan niet bewust door professionele dominantie, dat wil zeggen door gebruik te maken van de onwetende en dus relatief kwetsbare positie van patiënten. Bovendien zijn de auteurs van mening dat de professie van mondzorgverleners het gevaar van overbehandeling moet onderkennen en zichzelf en de patiënten proactief daartegen moet beschermen. Aan bespreking van de vraag of overbehandeling een dilemma is waarvoor wij tandartsen soms worden geplaatst en waarin we maar min of meer “noodgedwongen” moeten meegaan of dat het simpelweg onethische zorgverlening is, ben ik in de vorige kolom nog niet toegekomen. Bij die bespreking word ik van materiaal voorzien door collega David W. Chambers van de University of the Pacific in San Francisco, die naar aanleiding van het artikel over overbehandeling een ingezonden brief heeft geschreven. Omdat de meeste artikelen tegenwoordig al online leesbaar zijn voordat ze in het tijdschrift worden gepubliceerd, kon deze ingezonden brief direct met het artikel in het tijdschrift worden gepubliceerd: Chambers DW. Unethical behaviour is not a dilemma. Community Dent Oral Epidemiol 2021; 49: 209-210.
Chambers stelt onomwonden dat van een dilemma geen sprake mag zijn. En ik ben het met hem eens: overbehandeling kan niet door de beugel. Hij maakt een vergelijking met collega’s die invasieve behandelingen laten uitvoeren door onbevoegde hulpkrachten, of die uit persoonlijk meeleven verslavende middelen voorschrijven aan bevriende personen, of die bedrog plegen bij hun belastingaangifte, of die verzekeringen oplichten, of die extra codes declareren omdat ze vinden dat ze enorm worden beknot door alle regelgeving. In al deze gevallen hebben persoonlijke motieven de overhand op moreel gedrag en wettelijke regels. Al klinken de persoonlijke argumenten om dergelijk gedrag te vertonen nog zo overtuigend, ze zijn niets anders dan rechtvaardigingen voor onethisch en dus onverantwoord gedrag. Chambers stelt verder dat voor de uitoefening van veel beroepen diploma’s vereist zijn en dat een dergelijk diploma alleen wordt verstrekt als de instantie die daarover gaat er vertrouwen in heeft dat de bezitter van het diploma over de benodigde competenties beschikt en zich bij de uitoefening van het beroep correct gaat gedragen. Het in bezit hebben van zo’n diploma, bijvoorbeeld het tandartsdiploma, moet voor de personen die gebruikmaken van de diensten van de diplomahouder een garantie betekenen dat ze niet worden geconfronteerd met onrechtmatigheden. Overbehandeling acht hij derhalve niets anders dan schending van het vertrouwen van de diplomaverstrekker en van de samenleving in zijn totaliteit.
Volgens Chambers hebben tandartsen dus de plicht het vertrouwen van de samenleving niet te beschamen en uitsluitend die zorg te verlenen die overeenkomt met de professionele standaard. Dat tandartsen daarnaast de mogelijkheid hebben om een goed inkomen te verwerven, is meegenomen, maar mag nooit een doel op zich worden. Chambers citeert om deze stelling te onderbouwen een onderzoek dat heeft aangetoond dat in de Verenigde Staten 97% van de mensen die een beroep doen op zorgverlening door een tandarts een kleiner jaarinkomen hebben dan tandartsen. Bovendien heeft dit onderzoek laten zien dat 40% van de belemmeringen die patiënten ervaren om een tandarts te bezoeken te maken hebben met de kosten. Patiënten opzadelen met onnodige kosten maakt in de totale samenleving die drempel dus alleen maar hoger.
Met andere woorden: bij elke vorm van zorgverlening moet een tandarts allereerst beoordelen of die niet in strijd is met de professionele standaard en of het vertrouwen van de samenleving niet wordt geschaad. Zodra het verwerven van een goed inkomen op de eerste plaats komt te staan, is het goed mis. Zelfs als de professionele plicht en het verwerven van inkomen gelijktijdig op de voorgrond staan, is het uitgangspunt ethisch gezien al niet in orde. Conclusie: overbehandeling is geen dilemma, maar simpelweg onethische zorgverlening.