Deskundigen beweren dat jaarlijks meer mensen sterven aan de gevolgen van luchtvervuiling dan
door verkeersongevallen of door passief roken. Die bewering is alleen houdbaar als het mogelijk zou
zijn ondubbelzinnig vast te stellen dat een persoon is overleden aan de gevolgen van luchtvervuiling
en niet door bijvoorbeeld langdurige eenzaamheid of hartfalen of een combinatie van factoren.
Zolang dat echter niet mogelijk is, lijkt het mij verstandig enige terughoudendheid te betrachten met
een dergelijke bewering.
De meeste gezondheidsproblemen door luchtvervuiling schrijven deskundigen toe aan fijnstof. Onder
fijnstof verstaat men rook en in de lucht zwevende kleine partikels. Gevaarlijke partikels zijn die met
een doorsnede van minder dan 10 micrometer, waarbij één micrometer staat voor een duizendste
millimeter. Het meest gevaarlijk zijn partikels tot 2,5 micrometer (PM2,5). Een gemiddeld
huishouden stuurt deze partikels de lucht in door de verwarming van het huis en door allerlei
vormen van vuur. Daarnaast levert een huishouden hieraan een bijdrage door het gebruik van
producten als verf, reinigingsproducten en cosmetica. Al het motorische transport en de industrie
zijn uiteraard ook grote vervuilers. Medische problemen die op de een of andere wijze worden
geassocieerd met fijnstof in de lucht zijn bijvoorbeeld chronisch obstructieve longziekten (COPD), de
ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, cardiovasculaire ziekten, cerebrovasculaire ziekten,
diabetes mellitus en groei- en ontwikkelingsstoornissen van kinderen. Jaarlijks zouden wereldwijd
meer dan twaalf miljoen mensen vroegtijdig overlijden door vervuiling van de leefomgeving.
Onderzoekers van enkele universiteiten in de Verenigde Staten hebben goed begrepen dat
beweringen over de medische gevolgen van luchtvervuiling op zich weinig houtsnijden en dat
wetenschappelijk onderzoek nodig is. In het volgende artikel beschrijven zij een interessant
onderzoek: Petkus AJ, Younan D, Wang X, et al. Air pollution and the dynamic association between
depressive symptoms and memory in oldest-old women. J Am Geriatr Soc 2021; 69: 474-484. De
onderzoekers hebben gedurende maximaal zes jaar 1.583 cognitief gezonde, zelfstandig wonende
vrouwen van 80 jaar of ouder gevolgd. Deze vrouwen woonden in gebieden waarvan gegevens
beschikbaar waren over de gehalten van PM2,5 en stikstofdioxide (NO2) in de lucht. Per regio waren
deze gegevens flink verschillend. Aan het begin van de onderzoeksperiode en vervolgens jaarlijks
ondergingen zij een depressietest en testen voor het geheugen voor persoonlijke gebeurtenissen. Na
statistische correctie voor beïnvloedende factoren bleek in de regio’s met hoge gehalten aan PM2,5
en NO2 in de omgevingslucht de toename op de depressiescore 24% en op de geheugenscores 17%
groter dan in de regio’s met lage gehalten aan PM2,5 en NO2. Echter, de toename van de score op de
depressietest bedroeg gemiddeld slechts 1 punt, terwijl de maximale score 15 is. Daarmee is de
klinische relevantie van de toename nogal dubieus. Verder bleek dat de vrouwen met een
toegenomen score op de depressietest een jaar later relatief slechter scoorden op de
geheugentesten. Met ander woorden: PM2,5 en NO2 in de omgevingslucht waren verantwoordelijk
voor een versnelde achteruitgang van het geheugen onder invloed van de toenemende
depressiescores. Dit betekent dat de achteruitgang van het geheugen niet kan worden losgezien van
de toename van depressieve gevoelens of, simpeler gezegd, zonder depressie geen geheugenverlies.
De resultaten van dit onderzoek zijn verre van spectaculair. Toch kan heel voorzichtig worden gesteld
dat bij deze vrouwelijke 80-plussers luchtvervuiling een negatieve invloed heeft gehad op het
samenspel van depressie en geheugen. Vooralsnog is er amper reden om aan te nemen dat dit niet
zou gelden voor mannelijke 80-plussers. Hiermee is een begin van bewijs geleverd dat luchtvervuiling
een risicofactor is voor de gezondheid van zeer oude mensen.