In deskundigheid en beperking toont zich de meester
Onze taal kent veel uitdrukkingen, gezegden en spreuken. Spijtig genoeg verdwijnen ze uit de dagelijkse spreektaal. Vooral ouderen die ze nog veel gebruiken, stuiten regelmatig op verbaasde blikken bij jongeren. Blikken met een vraagteken: “wat zegt die oude man of vrouw nu weer en wat betekent dat?” Een voorbeeld van een niet meer zo bekend gezegde is: in de beperking toont zich de meester. Dit gezegde hebben we “geleend” van onze oosterburen, de Duitsers. Zij zeggen: in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. Het gezegde vindt zijn oorsprong bij de wereldberoemd geworden filosoof, roman- en toneelschrijver en dichter Johann Wolfgang von Goethe. Zijn titelloos gebleven gedicht uit ongeveer 1800 verwijst naar het toenmalige opleidingstraject in een gilde van meester en gezel. De door een meester opgeleide gezel bereikte op een gegeven moment het meesterniveau en kon daarna zelf gezellen gaan opleiden. Een goede meester was niet iemand die op allerlei manieren probeerde de show te stellen, maar een deskundige die ook heel goed zijn eigen beperkingen kende en dat ook liet blijken als dat nodig was. In ons spraakgebruik is de betekenis van het gezegde inmiddels een beetje geëvolueerd. Naast de oorspronkelijke betekenis wordt het gezegde ook gebruikt om aan te geven dat men een zaak niet belangrijker moet maken dan deze is en dat men het belang van een zaak niet ernstiger moet voorstellen dan het werkelijke belang. Dit gezegde met de geëvolueerde betekenis kwam in mijn gedachten op toen ik in het tijdschrift Gerodontology van december 2022 het artikel las met als titel Oral nutritional supplements: sugar content and potential dental implications. Dit artikel gaat over energie-en nutriëntrijke voedingssupplementen die artsen aan ouderen voorschrijven als is gebleken dat deze ouderen niet op het gewenste lichaamsgewicht kunnen blijven via hun gebruikelijke voeding. Let wel, het gaat dus niet om al langer bekende voedingssupplementen als vitaminen en mineralen. Het niet op het gewenste lichaamsgewicht kunnen blijven via hun gebruikelijke voeding zou aan de orde zijn bij 29 tot 61 procent van de in een medisch centrum opgenomen ouderen en bij negen procent van de thuiswonende ouderen. Daarnaast wordt het gebruik van deze supplementen geadviseerd aan bijvoorbeeld personen die een ingrijpende chirurgische behandeling moeten ondergaan, personen met kanker, COPD, decompensatio cordis, nierinsufficiëntie, dementie, depressie, angststoornis en gastro-intestinale ziekten en personen met een beperking van de eetlust, de geur en de smaak.Aangetoond is dat het gebruik van deze energie- en nutriëntrijke voedingssupplementen door ouderen veelvuldige artsenbezoeken en opnamen in een medisch centrum kan voorkomen.
De auteurs hebben een onderzoek naar deze voedingssupplementen verricht omdat zij vreesden dat het suikergehalte groot was. In deze vrees werden zij door hun onderzoek bevestigd, want het suikergehalte van de diverse verkrijgbare energie- en nutriëntrijke voedingssupplementen bleek per normale gebruikshoeveelheid tussen zes en 35 gram te bedragen. In de discussie bij het artikel spreken zij ook hun vrees uit dat noch de voorschrijvers noch de ouderen zelf dit weten en dat ze zich zeker niet bewust zijn van het cariësrisico. Daarom bepleiten zij dat mondzorgverleners in hun anamnese actief naar het gebruik van deze voedingssupplementen vragen en extra preventieve maatregelen inzetten als dit aan de orde is. Op zich is dit best een goed streven, mits het niet afleidt van het werkelijke probleem en de enig juiste aanpak daarvan. Als professionele en wetenschappelijk betrokken zorgverleners behoren we immers uit te dragen dat cariës wordt veroorzaakt door langdurige aanwezigheid van orale biofilm en dat zorgvuldige dagelijkse verwijdering daarvan de meest effectieve maatregel voor preventie van cariës is. Dus primair moeten we dat bepleiten en nastreven. En dan hoeven we ons veel minder zorgen te maken om een suikerbevattend voedingssupplement dat ouderen anderszins gezondheidswinst oplevert. In mijn directe omgeving hoor ik soms tandartsen en mondhygiënisten ouderen adviseren geen suiker meer te gebruiken in hun koffie en thee. Anderen zie ik hun hoofd schudden als ouderen vertellen dat ze bij hun koffie of thee een heerlijk koekje nuttigen. Waarom zullen we pogen ouderen deze weinige pleziertjes die ze hebben of iets dat ze gedurende hun hele leven al gewend zijn om te doen, te ontnemen? Laten we liever al onze pijlen richten op de meest effectieve actie. Pas dan betonen we ons deskundige meesters die zich in hun adviezen beperken tot dat wat werkelijk van belang is